Grijp naar het eeuwige leven

En te dier tijd zal Michael opstaan, die grote vorst, die voor de kinderen uws volks staat, als het [zulk] een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is, sinds dat er een volk geweest is, tot op dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal uw volk verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek. En velen van die, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden, [en] tot eeuwige afgrijzing. (Daniël 12: 1-2)

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. (Johannes 3: 16-17)

Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten, want wat de mens zaait, zal hij ook oogsten.  Want wie in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar wie in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven oogsten. En laten wij niet moe worden goed te doen, want te zijner tijd zullen wij oogsten, als wij het niet opgeven. (Galaten 6: 7-9)

Want geldzucht is een wortel van alle kwaad. Door daarnaar te verlangen, zijn sommigen afgedwaald van het geloof, en hebben zich met vele smarten doorstoken. U echter, o mens die God toebehoort, ontvlucht deze dingen. Jaag daarentegen gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid na. Strijd de goede strijd van het geloof. Grijp naar het eeuwige leven, waartoe u ook geroepen bent en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen. (1 Timotheüs 6: 10-12)

En dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat u weet dat u het eeuwige leven hebt en opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God. (1 Johannes 5: 11-13)