De blijdschap des Heeren

Toen Hij de hemel gereedmaakte, was Ik daar, toen Hij een cirkel trok over het oppervlak van de watervloed, toen Hij de wolken daarboven sterk maakte, Hij de bronnen van de watervloed versterkte, toen Hij voor de zee zijn plaats bepaalde, zodat het water Zijn bevel niet zou overtreden, toen Hij de fundamenten van de aarde verordende, was Ik bij Hem, Zijn Lievelingskind, Ik was dag aan dag Zijn bron van blijdschap, te allen tijde spelend voor Zijn aangezicht, al spelend in de wereld van Zijn aardrijk. Mijn bron van blijdschap vond Ik bij de mensenkinderen. (Spreuken 8: 27-31)

Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Aan de vorige dingen zal niet meer gedacht worden, ze zullen niet meer opkomen in het hart. Maar wees vrolijk en verheug u tot in eeuwigheid in wat Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem een vreugde en zijn volk blijdschap. En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem en vrolijk zijn over Mijn volk. Geen stem van geween zal erin meer gehoord worden, of een stem van geschreeuw. (Jesaja 65: 17-19)

Zing vrolijk, dochter van Sion! Juich, Israël! Wees blij en spring op van vreugde met heel uw hart, dochter van Jeruzalem! De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien. Op die dag zal tegen Jeruzalem gezegd worden: Wees niet bevreesd, Sion! Verlies de moed niet. De HEERE, uw God, is in uw midden, een Held, Die verlossen zal. Hij zal Zich over u verheugen met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijn liefde. Hij zal Zich over u verblijden met gejuich. (Sefanja 3: 15-17)

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat u zult huilen en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; en u zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid, omdat haar tijd gekomen is, maar wanneer zij het kind gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de benauwdheid, vanwege de blijdschap dat een mens ter wereld gekomen is. Ook u hebt dan nu wel droefheid, maar Ik zal u weerzien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen. (Johannes 16: 20-22)